V.
Een laatste gesprek als een huivering,
- als doorzichtige glaswerkmuziek -
neemt het op voor de eenzame pianist,
pleit hem vrij van vermoedens en schuld,
van onwil, misleiding en list.
Het pleidooi weert hij af en de maat
recht zijn rug, hij komt op de vraag
en elk antwoord terug,
op de nood van het kind
met zijn ‘wat?’ en ‘waarom?’,
met zijn zeurend repetitief lied,
geeft toe als de wijze, na lang beraad,
zegt met deemoed: ‘Ik weet het niet’.