De intimiteit van het schetsboek XIX - Leen HUYSMANS

Waarom ik alles wat ik maak van een datum voorzie. Omdat kennis van het werk van een kunstenaar niet voldoende is – men moet ook weten wanneer hij het maakte, waarom, hoe, onder welke omstandigheden … Ik weet het zeker: ooit zal er een nieuwe wetenschap geboren worden – de wetenschap van de mens. In deze wetenschap zal men de kennis over de mens proberen te vergroten, via de bestudering van de creatieve mens. Ik moet vaak aan zo’n soort wetenschap denken en ik wil aan het nageslacht een zo compleet mogelijke documentatie nalaten. Daarom voorzie ik alles wat ik maak van een datum.

Deze woorden citeerde Picasso aan Brassai die de uitspraak noteerde in zijn publicatie Conversations avec Picasso in 1964. Met dit statement ga ik aan de werktafel van illustrator Leen Huysmans zitten en overschouw de veelheid aan schetsbladen, krabbels, werkboekjes, kladschriften, knipsels en plaksels. Een hoorn des overvloed, mogelijkerwijs later bruikbaar als voorstudie of ontwerp om een illustratie de juiste vorm en expressie te geven, plastisch te vertalen naar een soort van tekendagboekverhalen. Ik vermoed dat dit toch de beweegreden is van dit overweldigend archief. De woorden waarom, hoe en wanneer van Picasso wellen spontaan bij mij op en ik zoek tussen de diverse bladen naar een passend antwoord.

 

 

Wat in de eerste plaats vooral treft, is de ongelimiteerde vrijheid van uitdrukking. Een vrijheidsstreven dat zich uit in een diversiteit aan vormen en inhouden. Ik zie landschapselementen, dorpsgezichten, gebouwen en monumenten die ik zonder moeite herken. Beelden uit mijn buurt, schetsen die verwijzen naar lokale gebruiken, stoeten, processies, fanfares en de verwerking van iets meer persoonlijke en intiemere bijeenkomsten, kampvuurgedachten, knuffelcontacten en zwoele zomeravonden. Er is de neerslag van stadsbezoeken en ettelijke reisimpressies. Bladen met figuurstudies, portretten van vrienden en kennissen, vogels, bloemen, … haar verbeelding is rijk, overweldigend zelfs en niets is te heet of te zwaar om niet haar volle aandacht te krijgen, plastisch te vertalen in een eigen beeldtaal, impulsief en intuïtief, speels en frivool herleid tot het essentieel herkenbare: de mens die zijn plaats zoekt in de geschiedenis, de vicieuze cirkel waarin hij leeft in relatie met de natuur, cultuur, technologie en communicatie. In die verscheiden variaties spelen soms onderhuidse nevenbedoelingen mee, ontstaan er interpretaties met een dubbele bodem of krijgt de voorstelling een theatrale allure mee, een schouwspel, uitdagend, rechttoe-rechtaan. Een plastisch verhaal waar het werkelijkheidsgehalte op zichzelf niet het uiteindelijke doel is, maar het totaalbeeld dat het tijdelijk aspect overstijgt en vonkjes magie teweegbrengt. Zowel de techniek en stijlconventies als de betekenisvorming van de beelden worden gerelativeerd, veelal sterk gereduceerd en soms zelfs schematisch voorgesteld. Dit betekent niet dat de ambachtelijkheid en discipline direct terzijde geschoven worden. Neen, maar spontaneïteit en directheid zijn evenwel de pijlers. De band met de zichtbare werkelijkheid blijft bewust behouden. Deze instinctmatige denkpiste wordt verantwoord door het nastreven van oprechtheid in de expressie. Haar teken- en schilderwerken zijn voor mij dan ook een voorbeeld van een vitalistische beeldtypologie waarin de expressieve intensiteit van de beleving voorop staat.

Ongeremd kleurt zij buiten de lijntjes, wekt zij spelenderwijs, zonder enige gêne, een gewaarwording op die de synesthesie benadert. De vormtaal is sierlijk innemend. Beminnelijk is wellicht nog exacter uitgedrukt, zelfs doordrongen van een zweem extase, droomtoestand, mijmering en een prikkeltje sensualiteit. Een mentale zelfbevrijding, zowel voor de schepper als voor de kijker.

Hamme, 2021-04-01