De intimiteit van het schetsboek XI - Pétra VANWICHELEN

 

De schetsboeken van textielkunstenares Pétra Vanwichelen zijn het perfecte voorbeeld van werkboek met aantekeningen die voorafgaan aan het creatieve proces. De bladen zijn zowel tekeningenarchief en geheugensteun als experiment, technische veelzijdigheid en bevraging naar vorm, inhoud en materiaal. Zij markeren de sublimatie van het losse idee tot het eindresultaat, met de nodige schakeringen, bijsturingen en correcties die zij onderweg nodig acht om de essentie te vatten, en tevens de mentale en fysische betrokkenheid van de kijker te stimuleren. Bovendien leveren deze schetsboeken het bewijs dat haar textiele ideologie ook een (kunst)historische onderbouw heeft, dat zij zich blijvend verdiept in zowel de traditionele textiele productiemethodes als in grensoverschrijdende innovatieve gebruikspraktijken. Pragmatisme en verbeelding zijn dan ook het tweekantig spoor dat zij handig weet te bespelen in haar vormgeving. Voeg daarbij de symbolische en gevoelsmatige connotaties, en men is al een hele stap vooruit om zich in dit eigengereid en bevreemdend werk te oriënteren.

Als een doordacht improvisator projecteert zij de broosheid van het leven wankel en beweeglijk in de aanschijn van het werk. In de voorbereidende studie hierboven laat ik mijn fantasie de vrije loop en bezie ik de gewassen tekening als een interpretabel menselijk figuur, zwevend in het ijle. In de linker bovenhoek noteert zij het woord belast. Zet zij ons bewust op een verkeerd been? Moeten wij het begrip verklaren als een zwaar gewicht te dragen, een letterlijke last, een ballast? Of moeten wij veeleer denken in psychische termen als neerslachtigheid en demotivatie door tegenslag? iemand belasten met verplichtingen, een beschuldiging, een zorg? Wellicht moet ik de oplossing in die richting zoeken, in een (zichzelf) opgelegde taak naar derden toe die als een geheim wordt meegedragen? Is het een zonde of een erfelijke overdracht die op de schouders weegt? Het antwoord zit wellicht vervat in de gehaakte woorden die de uitlopers van de touwstrengen vormen. Doch die zijn quasi onleesbaar. Niet te ontcijferen letters suggereren een belastende vingerwijzing naar een soort van brabbeltaaltje, van kronkelende levensknopen die zachtjes wegdeemsteren, neer fladderen, oplossen in de ruimte. Van iets naar niets, van persoonlijkheid naar nietigheid. Een metafoor die de werking van ons geheugen als opslagplaats voor het vasthouden en herinneren van gegevens ter discussie zet. Begrippen van vergeetachtigheid, geheugenverlies en dementie zijn inherent aan dit vraagteken.

Deze schetsbladen in gemengde technieken bezitten een dubbele gelaagdheid waardoor ze inderdaad niet altijd direct te vatten zijn. Zij evoceren een concentratie van associaties en suggesties, van prikkels en verwijzingen waarin we noodgedwongen een werkelijkheid pogen te herkennen, of althans een illusie van de werkelijkheid. Want deze is zeker niet absoluut. Dit bevestigt Pétra Vanwichelen trouwens zelf. In de hiernaast afgebeelde schets verwijst zij naar Louise Bourgeois, (1911-2010) haar grote voorbeeld die de verwerking van jeugdervaringen en meer speciaal thema’s als seksualiteit, feminisme en onderdrukking als voedingsbodem van haar kunst verwerkte. En die problematiek is ook hier aanwezig. In haar beeldtaal vraagt Pétra zich af hoe wij moeten omgaan met de meervoudige betekenis van de realiteit in ons dagelijks gebruik en stelt zo automatisch het geestverwante realisme als kunsthistorische term in vraag. Als beeldend kunstenaar is zij zich terdege bewust van het feit dat de verhouding tussen representatie en werkelijkheid in de hedendaagse beeldcultuur ingrijpend gewijzigd is. De zeggingskracht van het beeld kan tegelijk ook de onmacht ervan zijn. Wat we willen verbeelden, is niet altijd wat wordt gezien. Wat we menen te begrijpen, wordt niet altijd zo bedoeld. Alles ligt ergens tussenin, tussen zijn en schijn. Zou de werkelijkheid dan waarlijk ook een illusie zijn? In die verankering van spiritualiteit en symboliek komen niet enkel de gebruikelijke codes van waarneming op de helling te staan, maar ook de zelfbeschouwing. Haar schetsen zijn bevolkt met tentakelvormen, labyrintische structuren, antropomorfe volumes, nestvormige formaties die ons de hand reiken naar thema’s als intimiteit en lichamelijkheid, verlangen en herinnering. Maar ook de schaduwzijde wordt benadrukt. Wit kan niet zonder zwart. Genot kan niet zonder teleurstelling, kwetsbaarheid, verdriet of angst. Niet enkel faalangst zelf, maar ook verlatenheid en mentale aftakeling zijn present. De metafoor van het spinnenweb vormt letterlijk de rode draad. Het web als cocon, als beschermende factor en schuilplaats verwijzend naar de moederlijke zorg, geborgenheid en nestwarmte. Maar ook het web als valstrik is aan de orde, als afschrikking, fatalisme en noodlot, vaak de prelude van dood en verval. Vaak is het leven als koorddansen, met vallen en opstaan.


Freddy Huylenbroeck │Hamme, 2021-01-12