De kettingzaag snijdt accuraat, kapt en schaaft, steekt en gutst, wipt en danst monotoon over de boomstam. Uitstulpingen, knoesten, welvingen en gapende openingen, soms glad, gepolijst en afgerond, dan weer ruw, knobbelig en stekelig, bevruchten de verbeelding van Luc Schelstraete en dwingen zijn hand tot bewuste vormkeuze en vergeestelijking van zijn geliefkoosde materie: hout. Onttrokken aan de massieve houtblok groeit potentieel de sculptuur in volle verlokking, in mystieke kracht. In eerste aanblik vertonen deze sculpturen, reliëfs en objecten iets totemachtig, onthullen zij als het ware de sacrosancte status van de axis mundi, de fysieke en communicatieve verbinding tussen onderwereld, aarde als leefwereld en hemel, waarbij de boom de centrale schakel is. Van Maya-mythen tot sjamanisme, van occulte riten in Zwart Affrika tot de Noordse Yggdrasil vormde deze as van de wereld in de overlevering de allesomvattende lijn, het centrum van alle richtingen, de eigen ruggengraat, zowel letterlijk als figuurlijk. Het organisch karakter, de houttextuur, de spontane curvevorming, de ritmiek van stapeling, structuur en weefsel brengen een metamorfoserende gedachtenbeweging op gang als mogelijk drager van deze etnische sporen uit het verleden. Tussen de organische natuurlijkheid van het houtblok en het sculpturale compromis van de beeldhouwer vindt permanent een open strijd plaats die culmineert in een orfische binding van Luc Schelstraete met de meest diverse levenshoudingen en kosmische verschijnselen. En in deze bevreemdende queeste naar het absolute en naar innerlijke levenstrilling sluit zijn. plastisch vocabularium aan bij het statement van Jean Arp die beweerde dat de wet van het toeval even ongrijpbaar is als de grondvesten waaruit het leven spruit en slechts kan beleefd worden na een volledige overgave aan het onderbewuste. Wie deze wet volgt, creëert het zuivere leven. En dit is het enige objectief dat Luc Schelstraete stelt: creëren, eindeloos creëren, tastend naar het enigmatisch keerpunt dat materiaal sculptuur wordt, dat de vorm als genesis zich in tweespraak met de natuur verzoent.
Freddy Huylenbroeck