Dit commentaar open ik met de zonnebloemen van Vincent van Gogh, wiens brieven en schetsen de verpersoonlijking en reflectie waren van zijn vele denkbeelden, waarvan hij alle details reeds in zijn geest had uitgewerkt. Een zin die regelmatig in zijn correspondentie met broer Theo naar voor komt. Zijn visie was die van een wereld vol zonneschijn, warmte en kleur. Het leek alsof hij zijn innerlijke onrust afweerde door tot de kijker de indruk te geven: Ziet hoe mooi mijn wereld is – zorgen heb ik niet – en wie ze wel heeft, laat ik de pracht zien ook van de gewoonste dingen. En ik hoor het u zo reeds vragen waar nu eigenlijk de link ligt met de schetsboeken van Maurice De Clercq. Wel bovenstaand schilderij is eigenlijk zijn schetsboek, net als de geschilderde irissen of de overweldigend gele zon in het olieverf van De zaaier. Er zijn inderdaad ook kunstenaars die geen gebruik maken van ontwerptekeningen noch van voorbereidende studies. Maurice De Clercq behoort tot dit kransje voor wie het schetsboek een blank veld blijft, sporadisch misschien op een snelle schets na die hij vluchtig in krijt uittekent op een stuk ijzerplaat of met vet contépotlood op een blad krantenpapier. Dit meer uit oogpunt van houvast dan met de bedoeling om de tekening archivalisch te bewaren. Hij werkt rechtstreeks en direct in en met het materiaal: ijzerplaat, staal, zink of koper. En taille directe zoals men dit in het artistieke jargon benoemt. Beeldhouwen is denken met de handen en dit statement vormt de basis van zijn techniek die slechts tot doel heeft om zijn geloof in de schoonheid te kunnen overbrengen. Een schoonheid die lichamelijk en geestelijk is. Ambachtelijke kennis vormt natuurlijk de essentiële vereiste en vanuit zijn verleden als ijzerconstructeur kent hij door en door de karakteristieke eigenschappen, de rijkdom en natuurlijke leesbaarheid van de materie, weet en beseft hij intuïtief de affiniteiten maar ook de valkuilen aan te voelen, werkproces en plastische creatie letterlijk naar zijn hand te zetten. De vitale en doorwrochte ambachtsman De Clercq kruist hier het pad van de bescheiden en klassiek ogende kunstenaar De Clercq die in wezen kunst schept die wil behagen en nooit wil bruuskeren. Hoge eisen stellend wat de ambachtelijke motivatie betreft, zoekt hij constant naar een equivalent in zijn realistische vormtaal – trouw aan een gewis essentialisme – en bezielde ervaring van het gevoel: het desegno interno: de harmonische eenheid van natuur en ideaal, van geestelijke vorm en fysieke présence.
Ook de gewone, dagdagelijkse dingen tracht hij te vatten in hun eenvoud, in hun waarheid, in hun schoonheid. De tekenstift is zijn lasbrander, zijn papier het plaatijzer. Het ontstane grafisme toont zich in de lasnaden, soldeersel dat een spoor trekt van de scheppingsdaad. Als een Vulcanus – de mythologische Romeinse god die de bliksemschichten voor Jupiter maakte – beheerst hij het vuur dat de materie kneedt, brandt, snijdt, buigt, smelt en doorboort. Geen blind tasten. Vanuit de impulsen van zijn intuïtie, de knowhow van zijn jarenlange ervaring en zijn technisch intellect krijgt de moraal van de vorm (zoals de Duitse dichter en criticus Gottfried Benn dit plastisch benoemt) zijn uiteindelijke identiteit, evenredig aan de details die reeds lang op voorhand in zijn hoofd verankerd zaten. Innerlijke en uiterlijke ruimte vervloeien, vervlechten als een twee-eenheid. Geworteld in de traditie van het kunstambacht vindt Maurice De Clercq zichzelf terug in een expressieve dynamiek, een uitbundige en lyrische beeldtaal die de natuur als hoopvolle waarheid vooropstelt. Zijn grote liefde voor het impressionisme is afleesbaar. Ook hij kneedt het licht in en rond zijn sculpturale modulaties, zet met de brander in de plaathuid een wisselend tactiele beweging op gang die de lichtinval variërend accentueert.
Een snuifje Van Gogh is meer present dan enkel het uitgangspunt.
Freddy Huylenbroeck │Hamme, 2021-02-12