De intimiteit van het schetsboek XX - Erna LEYS

 

Het plastisch universum van Erna Leys ontvouwt zich als een continue en serieel beeldenarsenaal met verrassende facetten, waarbij de collage en de assemblage als medium een cruciale rol opeisen. Haar werktafel ligt dan ook constant bezaaid met ogenschijnlijk onorthodoxe, bevreemdende en uiteenlopende materialen. Ze vormen de inspiratie voor haar eigenzinnige beeldtaal die gebed ligt tussen het concrete en het onderbewuste, tussen het gestuurde en het toeval. Eigen aan het dadaïstisch principe om deze bijeengeraapte, uiteengerafelde, verscheurde en schijnbaar waardeloze dingen in een nieuw doordachte beeldmanipulatie te vertalen, propageert Erna Leys een oeuvre dat het midden houdt tussen een psychoanalytische registratie van de droom en een raadselachtige, illusionistische en gedefragmenteerde kijk op de werkelijkheid. Anders dan de papiers collés van Picasso, Braque, Gris en Laurens die met krantenpapier, muziekpartituren en houtimitatie een plastische oplossing wilden geven aan de materialiteit van hun voorstelling, heeft de beeldtypologie van de surrealistische collage geen esthetische noch zuiver plastische doelstelling. Wat telt, is een uitgedacht samenraapsel van verschillende componenten die een nieuw verhaal componeren, een fictief beeld evoceren, een poëtische gewaarwording teweegbrengen. En hierbij sluit het gedachtegoed van Erna Leys aan. Hierin vindt zij de nodige adelbrieven om ze speels en innovatief naar haar hand te zetten. Op haar werktafel conditioneert zij een ruimte voor ontmoeting met haar beeldillusies, de waarnemingsverwarring zoals die in de kunstpsychologie benoemd wordt: de betovering van een schijnbeeld van de waarheid. Mag ik dit werk catalogeren onder het schetsboek, al dan niet zelfs met een autonoom karakter? Zeker niet in de letterlijke betekenis van het woord, overdrachtelijk wil ik haar experimentele probeersels hiertoe evenwel opnemen.

 

 

Een gescheurde foto van een zeezicht uit een of ander milieumagazine heeft haar aandacht getrokken omwille van de intense blauwe kleur en het horizontale verloop van het vluchtige wolkendek. Kleur en grafisme geven het beeld een bovenaards gevoel van ruimtelijkheid. En hierin schuilen onderhuids waarschijnlijk een aantal gestolde herinneringen en dito emoties. Die lijfelijke en ruimtelijke aanwezigheid vormt het aanknopingspunt, de letterlijke drager voor een nieuw plastisch avontuur. Zij herwerkt, vult aan, verplaatst, wist uit, bekrast, doorbreekt, overdekt, manipuleert het oorspronkelijke open beeld, werkt een ander kijken, een ander bewustzijn in de hand. Het toegevoegde materiaal als krantenknipsels, tekstfragmenten, gedroogde bladeren, houtstructuren en gaasdoek vormt de radicale toevoeging die de realiteitservaring doorbreekt en ombuigt tot een compleet hernieuwd belevingsaspect. Ondanks de beeldende functie die het afgedankte materiaal nieuw gekregen heeft, is het bestaansrecht nog niet verzekerd. In die context kan ik ze evenzeer als schetsen en ontwerpen bekijken, de fragiele momentopname als eeuwige zoektocht naar de alleszeggende, volmaakte beeldvorm. Maar wat is volmaakt?

 

 

Echte schetsen zijn haar registraties in aquarel (met toevoeging van frêle stukjes zijde- en froezelpapier) van schijnaar banale objecten als stenen, bladeren, schelpen, fossielen, mineralen, … gevonden voorwerpen die haar iets zeggen, die onopvallend maar voor haar veelbetekenend zijn naar vorm, kleur, structuur. Als kunstenaar daagt zij deze toevalligheden van het materiaal als het ware uit om hun gelijk, hun identiteit te bewijzen. Een tweespraak. Tussen werkelijkheid en verbeelding vormen deze voorwerpen haar experimentele speelruimte. De metafysische betekenis wordt geëxploiteerd, net als de kleur, zwaarbruine, rozegrijze en zachtzwarte tinten, associërend met korrelige aardekorsten, fossiele gesteenten waarin erosie door wind en weer groeven en barsten – littekens – heeft nagelaten. De kwetsuren ogen als een natuurlijke schoonheid die niet enkel de oppervlaktehuid typeert. De pure rijkdom schuilt binnenin. En deze verborgen schat definieert haar queeste. Vanuit een sterk panta rei-gevoel is Erna Leys zich terdege bewust van het grote mysterie van de natuur, van de kosmische beleving van de oneindige ruimte waarin de mens maar een speldenprikje is, niet meer dan een onnoegelijke stip, of, zoals Lucebert dichtte: een broodkruimel op de rok van het universum.

De boom in wintermodus is dan ook een vaak voorkomende metafoor voor de uniciteit van de mens, om een boom op te zetten over intermenselijke gedragspatronen. Als bomen eens konden praten! In haar schetsen laat Erna Leys hun verhaal vertellen, een verhaal met een dubbele betrokkenheid, wortelend in de aarde en reikend naar de hemel, naar de verbondenheid met het eeuwige, met de mystiek van het ongekende, met het goddelijke, met de natuur strevend naar eenheid en harmonie. De boom als weerspiegeling van een mensbeeld, dus ook van haarzelf, met de nodige vragen en twijfels, maar ook met onze vreugde, hoop en verzuchtingen.


Freddy Huylenbroeck | Hamme, 2021-04-06